Geschiedenis

van de Cane Corso

Lees hier alles over het ontstaan van het ras

De Cane Corso Italiano is van origine een Italiaanse hond. “Cane” komt uit het Latijnse Canis en betekent hond. Er zijn twee veronderstellingen over de oorsprong van het woord “Corso”. De eerste veronderstelling is dat Corso oorspronkelijk is afgeleid van het Griekse woord “Kortos”, dat “landgoed omheind met een hek” betekent. Zo zou Cane Corso dus betekenen: “hond die het landgoed beschermt”. (Er worden nog steeds Griekse woorden gebruikt in Zuid Italiaanse dialecten.)
In de streek Puglia is de afwijkende betekenis van Corso: “grof, robuust en sterk”, omdat dit het karakter van de honden beschrijft. Een Pugliaanse uitdrukking is: “Forte come un Corso”, dat betekent “Sterk als een Corso”. Deze uitdrukking werd gebruikt om sterke mannen te beschrijven. In het Mollossische en Abruzzanische woordenboek kun je de betekenis van de rasnaam opzoeken: “Cane Corso: Waakhond van Campobasso”.

De andere veronderstelling is dat Corso afstamt van het Latijnse woord “Cohors”, dat beschermer of bodyguard betekent. Niemand weet of de naam, Cane Corso, voor of tijdens het Romeinse Rijk al bestond of dat de naam pas later gebruikt werd.

Sinds de val van het Romeinse Rijk is de Cane Corso voor verschillende doeleinden gebruikt in heel Zuid Italië, waar het ras veel voor kwam. Er waren lokale variaties die: “Cane Corso, Can’Curs, Can’Guzzo, Cane-E-Presa of gewoon Molosso” genoemd werden.
Verder wordt het ras genoemd naar het gebruik Cane di Maccelaio (slagershond) of Cane di Carritiere (drijvershond) etc. Het gebruik van het ras verschilde erg. De oorspronkelijke taak was bewaking van landgoed en bescherming van vee tegen wolven en veedieven. Wanneer de honden het vee moesten beschermen, droegen ze een ijzeren halsband die hen beschermde tegen aanvallen van wolven. Deze stekelige halsband wordt “Vraccale” genoemd.
De oorsprong van de Cane Corso ligt in een ver verleden. De basis is de Canis Pugnax (de Romeinse strijdhond). Deze kwam voort uit de strijdhonden (oorlogshonden) van de Molossers, die woonden in Zuid-Albanië en Griekenland. We praten nu over de vierde eeuw voor Christus. In 1200 wordt de Cane Corso voor het eerst beschreven in de Italiaanse literatuur. Teofilo Folengo schrijft over hem in zijn gedicht “Baldus” en in 1591 beschrijft Erasmo da Valvasone (1523 – 1593) hem in een gedicht “La Caccia”.
De bekende Romeinse etser Bartolomeo Pinelli (1781 – 1835), die in zijn werk populaire Romeinse en plattelandsgebruiken en –typen liet zien, was altijd vergezeld van een Cane Corso. Er is een ets die ze te samen laat zien.

Het ras werd destijds al voor veel doeleinden gebruikt. Een hond, zeker een grote, moest nut hebben om te kunnen blijven voortbestaan. De Cane Corso was met name populair bij boeren, slagers, veldwachters en jagers.
Van de jaren ’50 tot begin ’80 wordt het ras in stand gehouden door een paar herders, rundveehouders, jagers en boeren in de meest geïsoleerde delen van Zuid-Italië (Puglia en Calabria). Dit waren eenvoudige mensen die al generaties lang honden fokten. De honden werden nauwkeurig geselecteerd en men gebruikte alleen de sterkste puppen uit een nest. Op deze manier werd vermeden dat men honden kreeg die psychische of mentale problemen hadden. Tot zo ver de allereerste geschiedenis van de Cane Corso.

Het herstel van de Cane Corso Italiano

Wanneer dr. Breber en prof. Bonatti in de provincie Foggia zijn worden gewezen op het bestaan van de Cane Corso. Zij komen in contact met 5 honden, waarvan zij er één aanschaffen: een teefje, Mirak genaamd. Het is in 1976 dat de enthousiaste hondenliefhebber en onderzoeker naar de Italiaanse tradities, dr. Breber, de Cane Corso onder de aandacht brengt bij verschillende hondenliefhebbers. Hij schrijft onder andere een artikel over de Cane Corso dat wordt gepubliceerd in een tijdschrift van de ENCI (de Italiaanse Kennel Club).
Tussen 1975 en 1978 worden uit dekkingen tussen Mirak, Aliot en Frost in het totaal 17 puppen geboren. Van deze 17 puppen heeft men er in 1979 nog 6 in beeld. Deze 6 bewezen een molossoïde karakter te hebben, maar zijn daartegenover totaal niet homogeen. Sommige hebben te korte neuzen, of juist te lange neuzen, anderen hebben een schaar- of tanggebit.
Na een grote verslagenheid wordt besloten een gedegen herstelprogramma op te zetten. Prof. Casolini en signor Serene, kynologen en keurmeesters, hebben hierbij hun medewerking verleend. De eerste honden die gebruikt worden voor dit fokprogramma zijn Brina, Tipsi en Dauno. Uit deze combinaties komen vier nesten voort, waarbij de puppen uit Tipsi en Dauno speciaal wegens hun homogeniteit de aandacht krijgen. Twee honden in het bijzonder, ontpoppen zich als basis voor het herstelprogramma: Basir en Bulan.

De volgende stap van dr. Breber is het opzetten van een plan tot herstel van de Cane Corso. Hij heeft hierover inmiddels contact gehad met een groep enthousiastelingen. In oktober 1983 vindt de eerste officiële bijeenkomst (Raduno, zoals men in Italië zegt) plaats. Er zijn hier 12 volwassen Cane Corso’s aanwezig. Dr. Ventura heeft de taak deze eerste Cane Corso’s te keuren. Uiteindelijk was men voldaan over de goede homogeniteit van deze honden. Tijdens deze bijeenkomst wordt besloten om een rasvereniging op te zetten. De naam van deze rasvereniging zal worden: Sociatà Amatori Cane Corso (S.A.C.C.).
Het basisdoel van het S.A.C.C. is het redden van het ras Cane Corso. In 1986 verlaat dr. Breber het S.A.C.C.

Eén van de honden uit het eerste nest dat gefokt werd, was Basir. Basir heeft model gestaan voor de 1e officiële rasstandaard, hij was een zoon van Dauno en Tipsi, twee honden in het bezit van dr. Breber.
De dekkingen van zonen van Dauno en Tipsi: Aliot en Babak, Bulan en Bubak, Basir en Abab, brengen allen optimale zonen voort, heel homogeen, die later optimaal blijken te vererven.

Nadat dr. Breber het S.A.C.C. verlaten had concentreert het fokgebeuren zich om de kennels in Mantova van Giancarlo Malavasi. Het hele fokprogramma en het voortzetten van het S.A.C.C. is in handen van Stefano Gandolfi, Gianatonio Sereni en Ferdinando Casolino. In verschillende periodes zijn het mr. Oreste Savoia en dr. Falvio Bruno, die als vice-voorzitter functioneren binnen het S.A.C.C. Vanwege interne meningsverschillen stappen ook deze heren uit het S.A.C.C. In deze periode is het enige doel de erkenning van de Cane Corso door de ENCI. Dit doel wordt met veel energie en met redelijke resultaten behaald. Jammer genoeg kan dit niet gezegd worden van de kwaliteit van de honden, de kwaliteit van de honden uit het nest van Basir in 1980 wordt niet meer geëvenaard. Tot op de dag van vandaag zijn er nog steeds grote verschillen tussen de honden en zijn er weinig honden die met Basir kunnen worden vergeleken.

De rastandaard

Het S.A.C.C. organiseert met groot succes verschillende bijeenkomsten voor liefhebbers van de Cane Corso om het ras bekend te maken. Keurmeesters van de ENCI keuren de honden die op deze bijeenkomsten worden voorgebracht. In 1987 wordt de officiële rasstandaard opgemaakt door dr. Antonio Morsiani, ondersteund door een keurmeestercomité van de ENCI.
Deze rasstandaard vertoont nogal wat onnauwkeurigheden. Waarschijnlijk om het ras zoveel mogelijk af te laten wijken van de rasstandaard van de Mastino Napolitano, maar dit leidt tot verschillende discussies.
Eén van de belangrijkste nauwkeurigheden heeft betrekking op de het gebit, en wel de stand van de tanden, de standaard spreekt over een lichte onderbijt. Het tanggebit wordt getolereerd, maar komt net zo vaak voor bij de Cane Corso. Dit is niet alleen aangetoond door verschillende fokkers (inclusief dr. Breber), maar wordt ook vermeld in de officiële notities van de eerste bijeenkomst: Convegno Nazionale di Civitella Affadena, op 16 juni 1990. Nog steeds zijn er in Italië felle discussies gaande over de stand het van het gebit.

In de jaren 1990 tot 1992 worden nog 6 Raduno’s georganiseerd, waarbij in het totaal 500 Cane Corso’s worden ingeschreven. Op 25 november 1990 wordt de Cane Corso geïntroduceerd op de tentoonstelling van Verona.
Om een betere kijk te krijgen op de ontwikkeling van de Cane Corso besluit de ENCI de nesten, geboren uit ouders die door de keurmeesters officieel zijn “goedgekeurd”, bij te houden in een onofficieel hondenstamboek “Libro Aperto”, oftewel “Open Boek” geheten.
Op 20 januari 1994 wordt het ras officieel erkend door de ENCI en de gegevens uit het “Libro Aperto” worden overgenomen in het Italiaanse hondenstamboek. De grote interesse in dit zo aparte ras en de gedachte dat een grotere populatie zou helpen aan een erkenning door de FCI, leidt tot een ongecontroleerde groei van het aantal nesten. Consequent gevolg hiervan is een reductie van de kwaliteit in vergelijking met het eerste begin. Het S.A.C.C. doet hier niets tegen, in tegendeel, men neemt de kans waar om een grotere publiciteit aan het ras te geven en zichzelf te benoemen als de redders van de Cane Corso.
Om toch de kans te krijgen de kwaliteit te verbeteren wordt besloten een bijeenkomst te organiseren waarbij de Cane Corso’s van het hoogste niveau bijeen komen om zo te komen tot een nieuwe presentatie van de karakteristieke eigenschappen van de Cane Corso. Deze bijeenkomst vindt plaats op 22 mei 1996 in Arese. Ch. Boris wordt hierbij gebruikt als model voor deze presentatie. Naar aanleiding van deze bijeenkomst wordt, enkele maanden later in november 1996, de Cane Corso officieel erkend door de FCI op internationaal niveau.

Cane Corso’s

Stuur een e-mail

info@canecorsoclub.nl